Financiën

Financiële begroting

Algemeen
We ramen de lasten en baten op basis van het bestaande beleid, inclusief de besluiten die de raad tot en met juli 2021 neemt. Voor nieuw beleid c.q. gewijzigd beleid neemt het college de MvM als startpunt.

Algemene uitkering
De algemene uitkering is gekoppeld aan de rijksuitgaven. Jaarlijks worden de rijksuitgaven aangepast voor loon- en prijsontwikkelingen. Door de koppeling zit een compensatie voor loon- en prijsontwikkelingen automatisch in de algemene uitkering.

De algemene uitkering ramen we op basis van de meicirculaire 2021. De uitkomsten van de septembercirculaire 2021 verwerken we bij de 1 e bestuursrapportage 2022. Indien de septembercirculaire 2021 hiertoe aanleiding geeft doet het college voorstellen bij de behandeling van de begroting 2022.

Wij hebben u in de raadsinformatiebrief van 15 oktober 2019 over de septembercirculaire 2019 geïnformeerd over het opnemen van een structurele stelpost van € 0,9 miljoen in verband met destijds verwachte onderuitputting op Rijksmiddelen. Door vastklikken van het accres 2020 en 2021 op het niveau van 2019 is er in deze jaren geen onderuitputting op Rijksmiddelen. Uit voorzichtigheid is deze stelpost in stand gehouden bij de begroting 2021 en de meerjarenraming 2022-2024. In de begroting 2022 is deze structurele stelpost incidenteel afgeraamd voor de begroting 2022. In de meerjarenraming 2023-2025 wordt de stelpost gehandhaafd. Dit uit voorzichtigheid in verband met de onzekerheden over de algemene uitkering, zoals de accres ontwikkeling en de herziening gemeentefonds.

Accres ontwikkeling
Gewijzigd begroting 2022
In de meerjarenraming 2022-2025 zijn de ramingen opgenomen uit de meicirculaire 2021.
De evaluatie van de normeringsmethodiek (beter bekend als ‘samen de trap op en af’) is afgerond. Er zijn drie beleidsvarianten uitgewerkt om de methodiek op onderdelen aan te passen gericht op verbetering van de stabiliteit. Het nieuwe kabinet zal hier een besluit over nemen.

Herziening gemeentefonds
Er komt een herziening van het totale gemeentefonds. Het doel van de herziening is te komen tot een volledige en integrale herijking van het gemeentefonds. Door de herijking van het gemeentefonds krijgen gemeenten te maken met positieve of negatieve herverdeeleffecten.

De invoerdatum is verplaatst van 1 januari 2022 naar 1 januari 2023. Als reden noemde de minister van BZK de huidige financiële positie van de gemeenten, waaronder de tekorten bij de jeugdzorg. Bij de kabinetsformatie vindt besluitvorming plaats of er structureel geld bijkomt voor de gemeenten. Daarmee legt de minister – conform de wens van de VNG - expliciet een koppeling tussen extra geld voor de gemeenten (de koek moet groter!) en de herverdeling van het gemeentefonds.

De voorlopige herverdeeleffecten van individuele gemeenten zijn in juli 2021 gepubliceerd. Actualisatie van het basisjaar moet nog plaatsvinden. Daarna worden gemeenten geïnformeerd via regiobijeenkomsten. Besluitvorming over de herziening gemeentefonds wordt aan het volgende kabinet overgelaten.

Aanvulling begroting 2022: middelen jeugdzorg
Vooruitlopend op de besluitvorming van een nieuw kabinet hebben het Rijk en de VNG zich gecommitteerd aan de Hervormingsagenda om te komen tot een combinatie van een set van maatregelen en een financieel kader waarmee een structureel houdbaarder jeugdstelsel wordt gerealiseerd. Hiervoor worden extra middelen aan de gemeenten beschikbaar gesteld. Deze extra middelen zijn in de meerjarenraming opgenomen als stelpost inkomsten. Daarmee is de stelpost geen budgettaire garantie. Een nieuw kabinet zal moeten besluiten over de structurele financiën en noodzakelijke aanpassingen aan het jeugdhulpstelsel om de jeugdzorg in de toekomst effectief en beheersbaar te houden. Hiervoor een maximum van 75% van het deel dat gemeenten op basis van de verdeling zouden krijgen.

Werkwijze bij taakmutaties
Door wijziging in de taken (taakmutaties) verandert de algemene uitkering. Bij nieuwe taken wordt geld toegevoegd en bij het weghalen van taken bij gemeenten wordt geld uit de algemene uitkering gehaald.

Wij hanteren de volgende uitgangspunten voor taakmutaties in het gemeentefonds:

  • nieuwe middelen voor een bepaald taakveld reserveren we binnen het taakveld Algemene Uitkering tot de eerstvolgende kadernota/programmabegroting;
  • op basis van een apart voorstel vindt onderbouwing plaats waarom het geld nodig is binnen dat taakveld;
  • bij de kadernota/programma-begroting vindt integrale afweging plaats. Op basis van de integrale afweging zetten we middelen in voor het betreffende taakveld of voegen dit toe aan de algemene middelen;
  • als bestaande middelen geoormerkt zijn, dan oormerken we ook de verhoging/verlaging uit taakmutaties.

Overheveling van budgetten
In de kadernota rechtmatigheid van de commissie BBV staan de manieren die toegestaan zijn voor het overhevelen van budgetten.
Wij kiezen voor de mogelijkheid om de uitvoering van de ‘overgehevelde’ activiteiten en bijhorende lasten ten laste te brengen van de exploitatie in het nieuwe jaar. Bij het vaststellen van de jaarrekening van het oude jaar stemt de gemeenteraad in met het overhevelen van de niet aangewende middelen naar het nieuwe begrotingsjaar.

Budgetoverheveling vindt alleen plaats als:

  • er een beleidsinhoudelijke noodzaak is om het geld te behouden voor uitvoering in het nieuwe jaar;
  • er in het nieuwe jaar geen middelen beschikbaar om deze uitgaven te dekken (financiële noodzaak);
  • de uitvoering in het nieuwe jaar past binnen de planning van het werkatelier;
  • de daadwerkelijke realisatie uiterlijk plaatsvindt in het nieuwe jaar dat wil zeggen er kan één keer budgetoverheveling plaatsvinden;
  • het over te hevelen budget minimaal € 25.000 bedraagt.

Loonkosten
De loonkosten van het gemeentelijk personeel berekenen we op basis van de formatie per 1 mei 2021. De CAO had een looptijd tot 1 januari 2021. Er is op dit moment nog geen nieuwe CAO. Als er een nieuwe CAO beschikbaar is nemen we de financiële consequenties hiervan op.
De ontwikkeling van de loonkosten baseren we op de verwachtingen van het Centraal Plan Bureau (CPB). Bron: Centraal Economisch Plan 2021, loonvoet sector overheid (aanvulling kadernota 2022: voor 2022 is dit 1,5%). De loonkosten ramen we op basis van het maximum van de salarisschaal.

Prijsindexering
We reserveren het bedrag voor prijsstijging op één verzamelbudget binnen het programma 0 onder “overige baten en lasten”. De verwachte prijsontwikkelingen baseren we op verwachtingen van het Centraal Plan Bureau (CPB). Bron: Centraal Economisch Plan (CEP) 2021, Prijs netto materiële overheidsconsumptie (IMOC), voor 2022 is dit 1,4%).
Als prijsstijgingen contractueel zijn bepaald, dan verhogen we het desbetreffende budget met als dekking het verzamelbudget.

Huren en pachten
De huren en pachten die de gemeente in rekening brengt indexeren we met het percentage wat contractueel is bepaald. Wanneer contractueel geen indexering is vastgelegd hanteren we de verwachtingen van het Centraal Plan Bureau (CPB). Bron: Centraal Economisch Plan (CEP) 2021, Prijs netto materiële overheidsconsumptie (IMOC). Voor 2022 is dit 1,4%.

Subsidies
Het aantal subsidies en de samenstelling baseren we op het desbetreffende subsidiebeleid.
We indexeren subsidies conform de algemene subsidieverordening Meierijstad. Hiervoor zijn bepalend de prijsindexen Centraal Plan Bureau (CPB) zoals in de septembercirculaire 2021 worden opgenomen. Omdat de hoogte van de indexering pas bij de septembercirculaire 2021 bekend is vindt bijstelling van de subsidiebedragen in de begroting plaats bij de 1ste bestuursrapportage 2022. De dekking hiervoor is het verzamelbudget.

Rekenrente
De rekenrente (ook voor de grondexploitaties) is gebaseerd op de BBV (notitie rente). Voor de programmabegroting 2022 actualiseren we de percentages. Voor de meerjarenraming houden we de rekenrente gelijk aan 2022.

Kapitaallasten
We begroten kapitaallasten vanaf het jaar van beschikbaar stellen van middelen voor een investering. In het eerste begrotingsjaar nemen we een incidenteel voordeel op van 50% van de kapitaallasten.
Bij grote meerjarige projecten begroten we kapitaallasten volgens de vastgestelde planning door de raad, dat wil zeggen een jaar na geplande afronding van het project.
Dit is conform de provinciale handreiking kapitaallasten investeringen van de provincie.
De werkelijke kapitaallasten vinden plaats conform de nota waarderen en afschrijven 2017.

Onroerende zaakbelasting
De waardebepaling voor woningen en niet-woningen baseren we op waarde peildatum 1 januari 2021. Waarde mutaties compenseren we in het tarief, hierbij blijft de geraamde opbrengst gelijk. De toename van de waarde WOZ als gevolg van nieuwbouw nemen we op als extra inkomsten. Indexering van de tarieven vindt plaats met 2%.

Tarieven rioolheffing en afvalstoffenheffing
De tarieven voor rioolheffing en afvalstoffenheffing zijn maximaal 100% kostendekkend.

Onvoorziene uitgaven
Jaarlijks ramen we een bedrag voor onvoorziene uitgaven van € 250.000. Dit bedrag kan het college in dat jaar inzetten voor het dekken van incidentele tegenvallers in de exploitatie van bestaand beleid en ter dekking van lasten voor activiteiten die van tevoren niet voorzien zijn, maar die gedurende het begrotingsjaar wel belangrijk zijn. Het college rapporteert bij de bestuursrapportages en de jaarrekening over het verloop en aanwending van deze post.

Grondzaken
Het huidig grondbeleid is situationeel. We streven er naar dat alle grondexploitaties samen minimaal kostendekkend worden uitgevoerd. Ieder jaar bekijken we welke grondexploitaties we kunnen afsluiten. Een eventueel positief resultaat voegen we toe aan de algemene risicoreserve.

Vervangingsinvesteringen
Vervangingsinvesteringen worden opnieuw aangevraagd als investering bij de kadernota. Voor 2022 vindt inventarisatie plaats van vervangingsinvesteringen. Dit wordt integraal afgewogen bij de kadernota 2022.

Verbonden partijen
De bijdragen voor verbonden partijen zijn gebaseerd op de kadernota’s en begrotingen 2022 van de verbonden partijen.

Deze pagina is gebouwd op 12/13/2021 16:20:09 met de export van 11/12/2021 08:48:34